Lokale heffingen

OZB

Basis voor de ontwikkeling van de percentages (in casu: tarieven) zijn de begrote OZB opbrengsten, de inflatiecorrectie, de verwachte waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen en de verwachte leegstand bij gebruik niet-woningen. De heffingsgrondslag is de waarde van de onroerende zaak. Deze wordt vastgesteld volgens de regels van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor 2019 gelden de WOZ-waarden met als waardepeildatum 1 januari 2018. Sinds 2009 is de verschuldigde OZB een percentage van de waarde van de onroerende zaak.

Macronorm OZB 2019
Om onevenredige stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen heeft het Rijk een beperking ingesteld op de stijging van de OZB-tarieven: de macronorm. Deze norm houdt in dat de opbrengst van de onroerendezaakbelastingen (OZB) van alle gemeenten samen niet meer mag stijgen dan de reële trendmatige groei van het bruto binnenlands product plus de prijsontwikkeling. Bij overschrijding van de norm kan het Rijk bijsturen via de algemene uitkering. Het Rijk kan de overschrijding van de macronorm ook in mindering brengen op de macronorm van het volgende jaar, wat het geval was bij de macronormen van 2014, 2016 en 2017. Omdat de totale landelijke stijging van de OZB-opbrengst in 2018 met € 95,3 miljoen binnen de macronorm 2018 van 3,2% is gebleven, bleef een correctie op de macroruimte van 2019 achterwege. De macronorm voor 2019 is daarmee vastgesteld op 4%.

Tariefsaanpassing 2019
Met de Kaderbrief 2019 is de inflatiecorrectie ten aanzien van de onroerende zaakbelastingen vastgesteld op 2,5%. Om de OZB-opbrengsten van het bestaande areaal daadwerkelijk met 2,5% te laten stijgen, houden we rekening met een correctie voor de waardeontwikkeling en voor gebruik niet-woningen met leegstand. De WOZ-waardeontwikkeling van 1 januari 2017 naar 1 januari 2018 is, door de Gemeentebelastingen en Basisinformatie Drechtsteden, voor woningen vastgesteld op 7,5% en voor niet-woningen op 1,8%.

Vervangen macronorm OZB per 2020 door benchmark lokale lasten
De macronorm is al langer onderwerp van discussie. Met de 'Evaluatie systematiek macronorm onroerende zaakbelasting' (2014) is uiteindelijk geconcludeerd dat de macronorm geen effectief beheersingsinstrument is gebleken. Het kabinet vond de in dit rapport opgenomen alternatieven voor de norm toen echter onvoldoende uitgewerkt om meteen te besluiten tot het afschaffen hiervan. Gezamenlijk overleg tussen het Rijk en de VNG heeft geresulteerd in de introductie van een benchmark vanaf 2020, zo schrijft minister Ollongren eind april 2019 aan de Tweede Kamer, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. De invoering van de benchmark, die zal worden samengesteld door het COELO en opgenomen in de Atlas van de lokale heffingen, past goed binnen de autonome beleidsbevoegdheid van gemeenten ten aanzien van de lokale heffingen. Aan de hand van de gegevens uit de benchmark kan, tijdens het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bovf), het gesprek gevoerd worden over de ontwikkeling van de lokale lasten.